Drie weken aan een stuk heb ik met verblinde ogen.
Gezweefd in het geluk dat als wierook is vervlogen.
Waarom toch, waarom toch, is dat zo?
Je doet zoals een vreemde, die mij niet eenmaal kent.
'k Zou bijna geloven dat jij een ander bent.
Je doet zoals een vreemde, toe kijk me toch eens aan.
'k Ben 't meisje dat je gisteren nog in je armen nam.
Ik kan je niet verstaan, alles heb ik je gegeven.
Opdat je me voortaan zou leiden door het leven.
Maar jij bent maar een eindje meegegaan.
Je doet zoals een vreemde, die mij niet eenmaal kent.
'k Zou bijna geloven dat jij een ander bent.
Je doet zoals een vreemde, toe kijk me toch eens aan.
'k Ben 't meisje dat je gisteren nog in je armen nam.
Oooh!
Je doet zoals een vreemde, toe kijk me toch eens aan.
'k Ben 't meisje dat je gisteren nog in je armen nam.